Autonoom zenuwstelsel, sympathisch, parasympathisch, nervus vagus… Ik vond het allemaal heel ingewikkeld klinken toen ik er voor het eerst over hoorde. En dan ook nog die polyvagaaltheorie, ik struikelde al bij het woord. Nu ben ik blij dat ik toch heb doorgezet, alsof ik voorvoelde dat werken met mijn eigen autonome zenuwstelsel het laatste ontbrekende stukje was in de herstelpuzzel van mijn hersenletsel.
Het autonome zenuwstelsel regelt kort gezegd onze ervaring van veiligheid, gevaar en levensbedreiging. Het heeft de taak om ons te laten overleven op momenten van gevaar en ons te laten (op)bloeien in tijden van veiligheid. Om te kunnen overleven moeten we bedreigingen kunnen herkennen en moet er een overlevingsreactie worden geactiveerd. Om te kunnen (op)bloeien is precies het tegenovergestelde nodig: het afremmen van die overlevingsreactie, zodat sociale betrokkenheid mogelijk wordt.
Het autonome zenuwstelsel kent drie ‘staten’: veilig & verbonden, vechten of vluchten en geïmmobiliseerd. Bij de eerste twee kunnen de meeste mensen zich wel een voorstelling maken, de laatste leg ik altijd uit aan mijn cliënten als de muis die zich dood houdt in de bek van een kat; er is geen activiteit meer. Deze staten kennen een bepaalde hiërarchie. Vanuit ‘veilig & verbonden’ ga je bij dreigend gevaar eerst naar ‘vechten of vluchten’ en als je het daarmee niet redt kom je uit in ‘geïmmobiliseerd’. Andersom werkt het ook zo, om van ‘geïmmobiliseerd’ naar ‘veilig & verbonden’ te komen moet je eerst langs ‘vechten of vluchten’, er moet eerst weer activiteit ontstaan.
Op het moment dat het innerlijke systeem dat ervoor zorgt dat de overlevingsreactie wordt afgeremd (de vagale rem) goed werkt gaan we de hele dag op en neer tussen de verschillende staten van het autonome zenuwstelsel, dit is normaal en heet autonome regulatie.
We reguleren ons autonome zenuwstelsel ook met behulp van de autonome zenuwstelsels van andere mensen. Dit heet coregulatie. Mensen zijn van nature sociale wezens. We hebben, bewust en onbewust, de behoefte om afgestemd te zijn in relaties met anderen. Door middel van coregulatie wordt er een basis van veiligheid gelegd en daaruit ontstaat vervolgens gehechtheid. Dit leidt dan weer tot sociale betrokkenheid, een systeem dat niet alleen signalen van veiligheid afgeeft, maar er ook naar zoekt.
Het bepalen of het veilig is of dat er gevaar dreigt doet het autonome zenuwstelsel aan de hand van neuroceptie. Neuroceptie is een onbewust proces, een reflex, waarbij signalen triggers zijn voor veranderingen in de autonome toestand zonder dat we ons bewust zijn van de invloed van die signalen. Bij ‘signalen’ kun je denken aan geluid, de blik in iemands ogen, een glimlach. Dat kan per persoon, per autonoom zenuwstelsel, verschillen.
Zoals gezegd wisselen we in gezonde toestand gedurende de dag de verschillende staten van het autonome zenuwstelsel af. Traumatische ervaringen kunnen er echter voor zorgen dat dit systeem niet meer of onvoldoende werkt. Zonder voldoende hulpbronnen wordt er een patroon van chronisch actieve verdedigingssystemen in gang gezet. Doordat iemand continu in een staat van angst en verdriet verkeert, raakt het vermogen om hechte relaties op te bouwen en te onderhouden aangetast, wat vaak tot een gebrek aan sociale steun leidt. Het ontbreken van die sociale steun zorgt ervoor dat het autonome zenuwstelsel gevaar denkt waar te nemen en nog meer gericht raakt op bescherming in plaats van verbinding en zo belandt iemand in een vicieuze cirkel.
Zowel mensen die worstelen met codependentie en relatieverslaving als mensen met niet aangeboren hersenletsel hebben op hun eigen (en soms dezelfde) manier te maken met een disregulatie van het autonome zenuwstelsel. Het lukt niet meer om in ‘veilig’ te komen, je bent gevangen in ‘vechten of vluchten’ of ‘geïmmobiliseerd’. Soms wordt je heen en weer geslingerd tussen die twee. Dit gevangen zitten kan voelen als altijd ‘aan’ staan of juist als willen wegkruipen onder een deken zonder ooit nog boven te willen/kunnen komen. Het kan eruit zien als altijd bezig zijn. Het kan zijn dat je snel schrikt. Het kan voelen als altijd op eieren moeten lopen uit angst dat je partner boos wordt. Het kan voelen als eenzaamheid terwijl je niet alleen bent. Het kan zijn dat je spieren altijd gespannen zijn (vooral nek en schouders zijn berucht). Het kan ‘gewoon’ onveilig voelen. Voor mij was het op verschillende momenten in mijn leven ‘all of the above’.
Het goede nieuws is dat er iets aan te doen is. Door te onderzoeken hoe jouw persoonlijke autonome zenuwstelsel in elkaar zit, hoe het zich heeft gevormd, welke signalen het oppikt en welke hulp- en steunbronnen je kunt inzetten om het te reguleren kun je nieuwe patronen in je zenuwstelsel creëren. Door middel van coaching kun je leren om je bewust te worden van de patronen van jouw autonome zenuwstelsel en ervoor kiezen om dingen anders te gaan doen. Dit zorgt uiteindelijk voor een transformatie van je zenuwstelsel, waardoor je je vaste verdedigingspatronen kunt gaan loslaten en nieuwe patronen van verbinding kunt gaan ontwikkelen.
Klinkt dit bekend en wil je weten hoe ik je kan ondersteunen? Neem dan hier contact op.
Bron: Dana, D. (2020). de polyvagaaltheorie in therapie – het ritme van regulatie. Uitgeverij Mens!